Schaamte

schaamteSchaamte, gĂȘne, verlegenheid, vernedering, krenking, gezichtsverlies, 'afgaan' enzovoort behoren tot de grote groep van emoties - de familie der schaamteachtigen (...) - waarbij men zich beleeft als object van andermans afkeurende blik. (...) Als ik mij schaam, voel ik mij geminacht, vernederd, gekleineerd, belachelijk gemaakt. Ik ben object van minachting en een ander is de bron van deze minachting. Meestal plotseling en onverwachts overvalt mij deze gewaarwording van het totaal falen, te kort schieten van mijn hele persoonlijkheid. Ik voel mij klein, hulpeloos, verlamd en passief tegenover een grote machtige ander, die mij kan honen, verwerpen en in de steek laten. Zoveel minachting kan ik niet verdragen en ik zou in de grond willen zinken om te verdwijnen. Allerlei autonome reacties schieten te hulp: blozen, beven, tranen, verstarring. Zo probeert iemand die verlegen is helemaal geen mimiek te hebben: aldus wist hij zijn eigen individuele gelaatsexpressie uit. Wie figuurlijk gezichtsverlies lijdt en in een poging de schade te herstellen een 'poker face' trekt, verliest daarmee juist ook nog letterlijk zijn eigen gezicht. Ook iemand die bloost bedekt zijn eigen gelaatsuitdrukking, verbergt zijn ondervonden zwakheid - als een inktvis die op de vlucht slaat. Blozen is een soort ongewilde capitulatie.

P.van der Zwaal, ''Verzwijgen en bekennen: de oorsprong van twee houdingen', in: P.J.G.Mettrop, M.L.van Thiel, E.M.Wiersema, Schuld en schaamte. Psychoanalytische opstellen, Meppel/Amsterdam 1988, 18.