Politicus

De politieke leider leeft binnen een kring van medewerkers die hun vernedering met speldeprikken en terzijdes wreken. Nooit kan hij zich werkelijk ontspannen, altijd moet hij gereed zijn om naar zijn wapen te grijpen, altijd moet hij topsport bedrijven, elke dag opnieuw is er de spanning hoe zijn boodschap zal lopen in het labyrint van de politiek (...). Iedereen kijkt naar hem, iedereen fotografeert hem, altijd heeft hij mensen om zich heen (...). Hij moet stamhoofd en koning zijn, veldheer en hoofddirecteur, hij moet iemand zijn van wie zelfs het optrekken van de wenkbrauwen door de minder sterken aandachtig wordt gadegeslagen; een man die het recht en de vrijheid heeft om geen antwoord te geven, om slechts dat te zeggen wat hij kwijt wil aan het onrijpe publiek, de rest vertelt hij later, op zijn tijd.
György Konrád, De oude brug. Dagboekaantekeningen en overpeinzingen uit de jaren tachtig en negentig, Amsterdam 1997, 117-119.