Afscheid

Mens worden begint met het doorknippen van een navelstreng. Met een scheiding: afscheid van geborgenheid, vruchtbare pijn. Later volgt een tweede afscheid en een derde en een zoveelste. Afscheid van de vader die alles kan, van de moeder die op alle vragen een antwoord heeft. Afscheid van de idolen die aan scherven liggen: de alwetende, algoede, aldragende moeders en vaders.
Ik moet weg van hen, tijdelijk moederloos, vaderloos. Ik moet weggroeien naar wat ik zelf kan en weet. En ben. En zij moeten mij laten weggroeien, hun idool loslaten.
Het kind van hun dromen en verwachtingen wordt de vrouw, de man met eigen opvattingen en gedragingen. We moeten elkaar verliezen - het waanbeeld, geboetseerd naar onze behoeften en eisen – om elkaar terug te vinden: deze reële, in geen enkele opzicht ideale, in alle opzichten on-volkomen ander .
In het heldere licht van de werkelijkheid herkennen wij elkaar opnieuw en nu voorgoed: jij bent anders, onherroepelijk anders dan ik had gedacht of gewild of gedroomd. Ik kan aanvaarden: zo is het goed, ik mag je ontvangen, jij mag me ontvangen, opnieuw. Ik moet je vergeven, jij moet me vergeven – niet alleen elkaars fouten en tekorten, maar ten diepste – elkaars onbereikbaarheid.

Frans Cromphout, 'Mens-zijn', in: Open Deur / Goede Tijding 9 (november 1985) 11, 5.

 

afscheid