Credo (Bas van Iersel)
Ik vertrouw op God
door niemand gezien en toch steeds aanwezig.
Ik verlaat mij op hem als op mijn trouwste vriend
en de meest liefhebbende van alle vaders en moeders.
Hij doet wel niet alles wat zijn kinderen van hem vragen,
maar zal geen van hen ooit laten vallen
en dwingt nooit iemand tot wat die niet wil.
Net als de maker in wat hij gemaakt heeft en de dichter in zijn gedicht
herken ik ook hem in al wat bestaat, vooral in wat leeft,
en het meest van al in de liefde en vriendschap van mensen.

Ik zoek houvast bij Jezus, het kind van Maria,
die meer nog dan andere mensen
ook zoon van God is en een man naar Gods hart.
Hij heeft Gods koningschap ingeluid,
laten zien dat God liefde is,
en duidelijk getoond wat God voorheeft
met hen die verdrukt worden of niet in tel zijn.
Onder het regime van Pontius Pilatus
is hij door een doodseskader ontvoerd en gemarteld,
op last van rechters vermoord aan het kruis
en daarna in stilte begraven.
Maar God heeft hem openlijk in het gelijk gesteld
en hem na drie dagen opgewekt uit de dood.
Sindsdien heeft hij bij God een bevoorrechte plaats
en is hij de levende toetssteen geworden,
waaraan wij meten wat goed en verkeerd is
en welke weg wij dienen te gaan.
Bij al wat ik doe, wil ik mij laten leiden door de Geest van God,
die in Jezus zichtbaar is geworden.
Ik verlang naar een gastvrije kerk,
waarin mensen tezamen lezen in de schriften,
de herinnering aan Jezus bewaren en vieren,
laten zien wat liefde vermag,
en elkaar bemoedigen om de weg van Jezus te gaan.
Maar ik tob met wat zij soms is geworden:
meer een huis van bewaring dan een warme woning.
Ik voel mij verbonden met die ons zijn voorgegaan.
Ik wil het goede bewaren dat zij tot stand brachten
en leren van wat hun mislukte.
Ik reken erop, dat God ons vergeeft wat wij verkeerd doen,
en ons tenslotte de hand boven het hoofd houdt
ook en juist als wij sterven
en dat hij ons daarna blijft vasthouden,
voorgoed.
door niemand gezien en toch steeds aanwezig.
Ik verlaat mij op hem als op mijn trouwste vriend
en de meest liefhebbende van alle vaders en moeders.
Hij doet wel niet alles wat zijn kinderen van hem vragen,
maar zal geen van hen ooit laten vallen
en dwingt nooit iemand tot wat die niet wil.
Net als de maker in wat hij gemaakt heeft en de dichter in zijn gedicht
herken ik ook hem in al wat bestaat, vooral in wat leeft,
en het meest van al in de liefde en vriendschap van mensen.

Ik zoek houvast bij Jezus, het kind van Maria,
die meer nog dan andere mensen
ook zoon van God is en een man naar Gods hart.
Hij heeft Gods koningschap ingeluid,
laten zien dat God liefde is,
en duidelijk getoond wat God voorheeft
met hen die verdrukt worden of niet in tel zijn.
Onder het regime van Pontius Pilatus
is hij door een doodseskader ontvoerd en gemarteld,
op last van rechters vermoord aan het kruis
en daarna in stilte begraven.
Maar God heeft hem openlijk in het gelijk gesteld
en hem na drie dagen opgewekt uit de dood.
Sindsdien heeft hij bij God een bevoorrechte plaats
en is hij de levende toetssteen geworden,
waaraan wij meten wat goed en verkeerd is
en welke weg wij dienen te gaan.
Bij al wat ik doe, wil ik mij laten leiden door de Geest van God,
die in Jezus zichtbaar is geworden.
Ik verlang naar een gastvrije kerk,
waarin mensen tezamen lezen in de schriften,
de herinnering aan Jezus bewaren en vieren,
laten zien wat liefde vermag,
en elkaar bemoedigen om de weg van Jezus te gaan.
Maar ik tob met wat zij soms is geworden:
meer een huis van bewaring dan een warme woning.
Ik voel mij verbonden met die ons zijn voorgegaan.
Ik wil het goede bewaren dat zij tot stand brachten
en leren van wat hun mislukte.
Ik reken erop, dat God ons vergeeft wat wij verkeerd doen,
en ons tenslotte de hand boven het hoofd houdt
ook en juist als wij sterven
en dat hij ons daarna blijft vasthouden,
voorgoed.
Bas van Iersel, Credo, in: De Heraut, september 1989.